What are your hobbies? = Wat zijn je hobby's?
My hobbies are playing football and playing the keyboard. = Mijn hobby's zijn voetballen en keyboard spelen.
What is your favourite hobby? = Wat is je lievelingshobby?
My favourite hobby is playing tennis. = Mijn lievelingshobby is tennissen.
What do you want to do? = Wat zullen we doen?
I want to play hockey. = Ik wil hockeyen.
Do you want to walk the dog? = Zullen we de hond uitlaten?
Yes, I do. = Ja, ik wil wel.
No, I don't. = Nee, ik wil niet.
Can I ask you a question? = Mag ik je wat vragen?
Yes, you can. = Ja, dat mag je.
No, you can't. = Nee, dat mag je niet.
Can you swim? = Kun je zwemmen?
Yes, I can swim. = Ja, ik kan zwemmen.
No, I can't swim. = Nee, ik kan niet zwemmen.
Can we play on the computer? = Kunnen we op de computer?